Guilty pleasures and existential concerns

2017

-original text in Dutch below-

Is it not the ultimate guilty pleasure, wanting to know how the neighbour lives, what they own and what they are doing right now? TV reality shows have been dedicated to this. We are fascinated by what another has or does; we would love to own what they have, do what they do. Or the opposite: sometimes it is just wonderful to abhor the way someone shapes their life.

The paintings of Adzer van der Molen are exactly that: places that others have created and own and make one curious. Van der Molen isolates these kinds of location from film and television images or photographs, and subsequently processes them. These places are not necessarily beautiful. They are abandoned freeways and buildings that remind one of anonymous architecture to be found in American suburbs or in nondescript provincial towns. No lush old villas or new luxury apartments, but simple and sometimes almost ugly buildings, without any decoration or personal additions. They are structures not made to be recorded, but are shown and even made into the focus of the paintings.

The intertwining of the absence of aesthetics with perfection is specific to the works of Adzer van der Molen. The lack of beauty was rarely this perfect. Hedges are nicely trimmed and in the neatly mown grass no weeds can be found. The depicted roads are free from ditches and wear and tear. All human tracks seem to be erased as well. There are no toys lying around on the lawn, no garbage by the side of the road, no trashcans, not even mailboxes.

It is that tension between this recognition on the one hand and this alienation on the other that is fascinating. You are looking at something really existing which at the same time you cannot quite place. It is up to you as a viewer to fill in the scene, to imagine what could happen behind these façades and where the roads might lead you to. Apparently, the artist has determined the outlines where the viewer then takes care to fill them in. The outer world is delineated, the inner world has yet to be completed.

Another contrast in the work of van der Molen is the one between resignation and restlessness. The depicted scenes are serene, without any action. The houses and roads we see seem to find themselves suspended in time. Crises and trouble seem to pass by here without causing any ripples. Somewhere in the world there exists a migration crisis, right extremist politics is advancing and the impact of climate change is becoming visible, but in this painted context none of this is apparent.

At the same time, there is also an impatience in the works. As a viewer, you find yourself at a distance and slightly on the side, as if you are walking or driving towards the buildings, or have just passed them by and briefly glance back. The roads and stairs are also leading you someplace. Or are they leading you from somewhere? What is awaiting you on the other side or at the end of the road: a curious site or a homecoming?

With titles that refer to scripture and lyrics van der Molen points to the quest for ultimate contemplation, redemption and happiness. It remains a question, of course, whether all of this is already present where you are right now, or whether you have a way to go before you will reach this, or if it will never come within reach and remain a quest forever. Evidently, the answer to this will be different from one person to another.

This kind of existential concerns blends perfectly with the grey tones in which the works are set up, from light grey, to purplish, green and yellowish grey. Here grey is not simply a combination of white and black, but also results from the mixing of complementary colors. Under the cool surface a warmth, from which the radiation is virtually erased, is in a sense hiding.

Gerhard Richter, the painter who made grey tones his trademark, said that for him grey was ideal because it is ‘not a mood, not a symbol for one thing or the other’. There are no fixed emotions or other meanings that cling to it. In the case of a polychrome work, it makes quite a difference whether an image is depicted, for instance, in cool blue tones or in an expressive flaming red. Grey is more objective and holds open possibilities. Moreover, it enhances perception. Without the immediate distraction of color things come to stand out that otherwise might have gone unnoticed, like the contrast between light and shadow, the tension between the hard lines of construction, infrastructure, and the capricious shapes of omnipresent nature and the rhythmic repetition of fences, posts and tree trunks. Rarely has life this pedestrian been as intriguing.

©Mare van Koningsveld

This text was written for the exhibition catalogue on the occasion of the exhibition “C’mon Pilgrim” of Adzer van der Molen in Stedelijk Museum Kampen in 2017.

Guilty pleasures en existentialistische beslommeringen

Is het niet de ultieme guilty pleasure: willen weten hoe de buurman leeft, wat hij bezit en wat hij op dit moment doet? Hele reality-programma’s op televisie werden en worden eraan gewijd. We zijn gefascineerd door wat een ander heeft of doet; wat zouden wij graag bezitten wat hij heeft, doen wat hij doet. Of juist niet: soms is het ook juist heerlijk te gruwelen van de manier waarop iemand zijn leven vormgeeft.

De schilderijen van Adzer van der Molen zijn precies dat: plekken die anderen hebben gecreëerd en bezitten en nieuwsgierig maken. Van der Molen isoleert dit soort locaties uit film- en televisiebeelden of foto’s en bewerkt deze vervolgens. Mooi zijn die plekken niet per se: verlaten autowegen en gebouwen die doen denken aan anonieme architectuur zoals je die aantreft in Amerikaanse suburbs of in karakterloze provinciesteden. Geen weelderige oude villa’s of luxe nieuwe appartementen, maar eenvoudige, soms bijna lelijke gebouwen, zonder enige decoratie of persoonlijke toevoeging. Het zijn bouwwerken die er niet voor gemaakt zijn om vastgelegd te worden, maar die hier toch te zien zijn en zelfs tot middelpunt van de schilderijen zijn gemaakt.

Bijzonder aan het werk van Van der Molen is dat die afwezigheid van het esthetische samengaat met perfectie. Zelden was niet zo mooi zo perfect. De heggen zijn netjes gesnoeid, tussen de keurig gemaaide grassprieten van de gazons is geen onkruid te bekennen en de afgebeelde wegen zijn eveneens vrij van kuilen en slijtage. Ook lijken alle menselijke sporen te zijn uitgewist: geen rondslingerend speelgoed op het gras, geen zwerfafval langs de weg, geen vuilnisbakken en zelfs geen brievenbussen.

Het is die spanning tussen die herkenning enerzijds en die vervreemding anderzijds die fascineert; je kijkt naar iets wat echt bestaat en dat je tegelijkertijd niet helemaal kan plaatsen. Het is aan jou als kijker om de scène verder aan te vullen, te bedenken wat er achter de gevels zou kunnen gebeuren en waar de wegen waar je je op bevindt naartoe leiden. Eigenlijk zou je kunnen zeggen dat de kunstenaar de buitenste contouren heeft bepaald en dat de beschouwer daarna moet zorgen voor de invulling: de buitenwereld is uitgetekend, de binnenwereld moet nog worden aangevuld.

Een ander contrast in het werk van Van der Molen is dat tussen berusting en rusteloosheid. De afgebeelde scènes zijn verstild, zonder enige actie. De huizen en wegen die we zien, lijken zich in een tijdsbubbel te bevinden; crises en sores lijken hieraan voorbij te gaan zonder enige rimpeling te veroorzaken. Er mag dan elders op de wereld een migratiecrisis bestaan, de rechtsextremistische politiek rukt op en de impact van de klimaatverandering wordt nu echt zichtbaar, maar in deze geschilderde context is daar niets van te merken.

Tegelijkertijd zit er in de werken eveneens iets ongeduldigs. Als beschouwer bevind je je vaak op afstand en ook iets aan de zijkant; alsof je naar de gebouwen loopt of rijdt of er juist aan voorbij bent gegaan en nog even terugkijkt. Ook de wegen en de trap leiden je ergens naartoe. Of voeren ze je je juist ergens vandaan? En wat staat je daar dan te wachten aan de andere kant of aan het einde van de weg: een vreemd oord of een thuiskomst?

Met titels die refereren aan bijbel- of songteksten verwijst Van der Molen naar het streven naar ultieme bezinning, verlossing en geluk. Maar het blijft natuurlijk de vraag of dit er allemaal al is waar je nu bent, dat je nog een weg af te leggen hebt voordat je dit bereiken zult of dat het nooit binnen bereik zal komen en altijd een streven zal blijven. Uiteraard zal het antwoord hierop voor de één anders zijn dan voor de ander.

Dit soort existentialistische beslommeringen mengen zich perfect met de grijstinten waarmee de werken zijn opgezet – van lichtgrijs, tot paarsig, groen en gelig grijs. Grijs is hier niet enkel een combinatie van wit en zwart, maar komt ook voort uit het mengen van complementaire kleuren. Onder het koele oppervlak schuilt in zekere zin een warmte waarvan de straling als het ware lijkt weggepoetst.

Gerhard Richter, de schilder die grijswaarden tot zijn handelsmerk maakte, noemde al eens dat grijs voor hem zo ideaal was omdat het ‘geen gemoedstoestand, geen symbool voor het één of ander’ is: er kleven geen vaste emoties of andere betekenissen aan. In het geval van een polychroom werk maakt het bijvoorbeeld wel nogal een verschil of een voorstelling in koele blauwe tinten of in een expressief vlammend rood is weergegeven. Grijs is objectiever en houdt de mogelijkheden open. Bovendien doet het je beter kijken; zonder de directe afleiding van kleur vallen opeens dingen op die je misschien anders niet had opgemerkt, zoals het contrast tussen licht en schaduw, de spanning tussen de harde lijnen van de bebouwing en infrastructuur en de grillige vormen van de alomtegenwoordige natuur en de ritmische herhaling van hekjes, paaltjes en boomstammen. Zelden waren zulke alledaagse dingen zo intrigerend.

©Mare van Koningsveld

Deze tekst werd geschreven voor de museumcatalogus ter gelegenheid van de expositie “C’mon Pilgrim” van Adzer van der Molen in het Stedelijk Museum Kampen in 2017.